Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC7242

Datum uitspraak2008-03-19
Datum gepubliceerd2008-03-20
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/4601 WAZ
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking WAZ-uitkering. Niet verschoonbare overschrijding bezwaartermijn.


Uitspraak

06/4601 WAZ Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 6 juli 2006, 06/448 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv) Datum uitspraak: 19 maart 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2008. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Knufman. II. OVERWEGINGEN Bij brief van 14 oktober 2005 heeft het Uwv appellant in kennis gesteld van een besluit, waarbij de aan hem toegekende uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen met ingang van 1 januari 2004 is ingetrokken. Appellant heeft bij faxbericht van 26 november 2005 tegen voormeld besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 11 januari 2006 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar wegens overschrijding van de daartoe gestelde termijn niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, onder overweging dat de bezwaartermijn eindigde op 25 november 2005, zodat niet tijdig bezwaar is gemaakt. De rechtbank achtte niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding is te verontschuldigen in de zin van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat appellant heeft erkend het besluit wel voor 26 november 2005 te hebben ontvangen, maar het toen terzijde heeft geschoven en het eerst op 26 november 2005 weer heeft aangetroffen. De Raad ziet in hetgeen appellant heeft aangevoerd geen reden voor een ander oordeel. De formulering van de bezwaartermijn onder het primaire besluit dat appellant “ tot 26 november 2005” een bezwaarschrift kon indienen, impliceert dat 25 november 2005 de laatste dag van de bezwaartermijn was, zodat het op 26 november 2005 per faxbericht ingediende bezwaarschrift te laat is ingediend. Dat appellant deze formulering verwarrend vond, is geen verontschuldiging voor zijn verzuim. Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E.M. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2008. (get.) Ch van Voorst. (get.) E.M. de Bree. HS